Problemen oplossen - AppleTalk E1f

De volgende controlelijst volgen om communicatieproblemen op uw netwerk op te lossen. Voor het controleren van de instellingen op de printer, dient u zich aan te melden als systeembeheerder en een toegangscode zoals administ (de fabrieksstandaard) te gebruiken.

Fysieke media en netwerkinterfacekaarten (NIC's) controleren

  1. Controleren of de printer is ingeschakeld.
  2. Controleren of de printer en het werkstation de juiste kabels gebruiken voor communicatie via het netwerk. Categorie 5 UTP patch (geen cross-over) kabel gebruiken voor 10 BaseT / 100 BaseTX communicatie, en Token-Ring kabels voor Token-Ring netwerken.
  3. Controleren of de kabel goed op de netwerkinterfacekaart (NIC) op het werkstation en op de printer is aangesloten. Controleren of het verbindingslampje, gewoonlijk een groene LED, brandt. Soms is er een tweede, oranje lampje op de netwerkinterfacekaart, dat knippert om aan te geven dat er netwerkverkeer is. Als geen van deze twee lampjes branden, duidt dit op een probleem met de NIC, een probleem met de netwerkverbinding, of een probleem met de kabel.
  4. Opmerking: De NIC van de printer bevindt zich achter een toegangspaneel aan de linkerkant van de printer. De onderwerpen Kabelverbinding en NIC-snelheid instellen in het gedeelte 'Instellen - de vereiste stappen' van deze handleiding raadplegen voor informatie over de locatie. Dit paneel is voor de veiligheid vergrendeld; als u problemen heeft om toegang te krijgen tot de NIC, de volgende stappen uitvoeren.

  5. De volgende stappen uitvoeren om de functie van de NIC via de software te controleren:

Bij het systeem aanmelden als systeembeheerder (met administ als standaardtoegangscode)
UNIX-terminalvenster selecteren in het menu Systeem.
Bij de shell-prompt ($) su typen (en op Enter drukken), en vervolgens de (root)toegangscode* voor superuser invoeren wanneer de prompt verschijnt en op Enter drukken. (* De standaardtoegangscode kan worden aangevraagd bij het Xerox Welcome Centre.)
ifconfig -a (met een spatie vóór -a) invoeren na de root-prompt (#) en op Enter drukken.
Als de NIC werkt, wordt dit weergegeven met UP en wordt het IP-adres van de printer getoond.
Exit invoeren na de root-prompt (#) en op Enter drukken.
Exit invoeren na de shell-prompt ($) en op Enter drukken.

Communicatieinstellingen op de printer controleren

  1. Gateways selecteren in het menu Instelling. Het tabblad AppleTalk selecteren. Controleren of het fasetype voor uw netwerk goed is ingesteld. Het fasetype is standaard ingesteld op 2. Dit is geschikt voor een multizone-netwerk met 256 werkstations per zone. Door op de keuzepijl te klikken kan de instelling Fase 1 worden geselecteerd, een oudere fase met een limiet van 256 werkstations op een enkel netwerk.
  2. Opmerking: Als de AppleTalk-opties niet beschikbaar zijn, Toepassingslicenties... selecteren in het menu Instelling en controleren of er een AppleTalk-licentie aanwezig is en dat deze is geactiveerd. Volledige instructies vindt u in de procedure Geïnstalleerde opties bekijken via Licentiebeheer zoals wordt beschreven in het onderdeel Instellen - vereiste stappen in deze handleiding.

  3. Op het tabblad AppleTalk ook controleren of de zonenaam standaard is ingesteld op een asterisk (*). Met deze instelling wordt de dichtstbijzijnde router gebruikt voor toewijzing van een printer aan de zone.
  4. Ook de AppleTalk-printernaam, de naam die op Macintosh OS 9.x werkstations geselecteerd is in Kiezer, of in de Printerlijst op Macintosh OS X werkstations, controleren. Voor kantoorsystemen (ST) is deze naam hetzelfde als de naam van de enkele interne wachtrij van de printer (ofwel XRX gevolgd door het MAC-adres, of de IP-hostnaam gevolgd door de letters VP). Voor productiesystemen (NP/NP+) met meerdere, mogelijk interne wachtrijen, Wachtrijbeheer gebruiken om de wachtrijnaam (AppleTalk-printernaam) te bekijken of te wijzigen. Voor verdere instructies de procedure Wachtrijbeheer gebruiken in het gedeelte 'NOS-selectielijst' in deze handleiding raadplegen.
  5. Toepassingslicenties selecteren in het menu Instelling. De horizontale selectieregel zoeken, die de aanwezigheid van een PostScript-licentie aangeeft. Voor ondersteuning van afdrukken met AppleTalk is de PDL (page description language) PostScript vereist. Als u geen PostScript-selectieregel op uw scherm ziet, contact opnemen met het Xerox Welcome Centre. Als er wel een PostScript-selectieregel aanwezig is, rechtsklikken op de regel en Eigenschappen selecteren. Controleren of de keuzerondjes Activeren (onder licentie) en Inschakelen (onder toepassing) beide zijn geselecteerd. In een licentiestringvak wordt een lange tekenstring weergegeven (letters en nummers), waarmee een geldige PostScript-licentie wordt aangegeven.

Op het Macintosh-werkstation

Controleren of de printer op Macintosh OS 9.x werkstations wordt weergegeven in Kiezer, of in de Printerlijst op Macintosh OS X werkstations. Zo niet, de driver- en PPD-bestanden installeren, zoals beschreven in de procedure Afdrukken met AppleTalk in het gedeelte 'Printerdrivers installeren' van deze handleiding.

Opmerking: OS X werkstations kunnen via TCP/IP (LPR) communiceren met de printer. Als er problemen met deze afdrukmethode optreden, de stappen uitvoeren die zijn beschreven in Communicatieinstellingen op de printer controleren in 'Problemen oplossen - TCP/IP', in dit gedeelte van deze handleiding.